Er waren helemaal geen heuvels waar ik vandaan kwam
Het land was vlak, de snelweg recht en breed
Mijn broer en ik reden wel eens urenlang
Alsof we over jaren in plaats van dagen beschikten
Onze gezichten zo bleek als de smerige sneeuw
Eens wist ik dat er een goddelijke liefde bestond
Toen kwam een tijd dat ik dacht dat het mij niet kende
Wie kan vergiffenis vergeven waar geen vergiffenis is
Alleen het lam zo wit als sneeuw
En het water was ijzig toen het over me heen plensde
En boven mij scheen de maan
Deze droge grond brengt nu geen vruchten voort
Alleen de klaproos gedijt onder de wassende maan
De weg slaat vreemden af, het land het zaad dat wij zaaien
Waar is het lam zo wit als sneeuw te vinden
Wij gingen als jongens wel eens jagen in de bossen
Om 's nachts te slapen doofde wij de sterren [?]
Nu zijn wolven de onbekende voorbijganger
Ieder gezicht dat ons onbekend is
Als alleen maar een hart zo wit als sneeuw kon zijn