Wij waren de strijders uit het noorden
Berucht en dapper
Wij hebben nooit een oorlogsgevecht verloren
Wij vreesden het graf niet
De heerser van dit noordelijk hof
Mijn broeder, heer, koning
Beschikte altijd over onze getrouwe zwaarden
Maar wij ondergingen vaak zijn listigheid
De ouder wordende koning had geen nazaten
Geen troonopvolger
Het vervulde zijn ziel met
Op de spits gedreven vrees
Dat mijn eerstgeborene de opvolger was
‘s Konings hart vulde zich allengs
Met duistere misleiding
Met vuige samenzwering
Dit gebeurde toen donkere dagen
Werden ingeluid
En wij ten onder gingen aan zijn gemene bedrog
Wij waren van wapens, van trots beroofd
Maar hij spaarde onze levens
De vrees die Oden’s toorn hem inboezemde
Weerhield zijn wraakzuchtig mes
Met verkilde harten verlieten wij onze woningen
Verbannen uit ons land
Een leven in schande, een leven in leed
Totdat wij weer oprijzen
Winter komen, winters gaan voorbij
Twintig verspilde jaren
Wij zijn ouder geworden, onze jeugd is verdwenen
Wij zullen geen tranen storten
Winters komen en winters gaan voorbij
Twintig jaren zijn voorbijgegaan
Als en droom verglijden wij
in de vergetelheid
Wij zijn de strijders uit het noorden
Berucht en dapper
Wij zijn oud maar sterk als voorheen
En wij vrezen het graf niet
Er rijst uit het zuiden een leger op
Zij rijden onder een gouden kruis
Men roept ons uit het schemerduister
Ten tijde van crisis
Om de koning, nu verzwakt en oud, te verdedigen
Terwijl de vlammen van oorlogvoering hoger oplaaien
Ondergaan wij de greep van ons lot
Wij zijn ouder wordende mannen van een oud imperium
Nu kunnen wij Walhalla’s de poorten zien
Wij
Marcheren opnieuw
In voorste linie
Om Walhalla’s machtige poorten te bereiken
Wij!
Marcheren opnieuw
Marcheren om te strijden
Om Walhalla’s machtige poorten te bereiken
Wij
Marcheren opnieuw
En geven ons leven
Om Walhalla’s
Machtige koninklijke poorten te bereiken