Wat is het dat deze ziel bezit,
dat alles neemt zonder te vragen.
Maar hij vraagt me nooit over mij?
Waar is het, wat doet het
deze ziel.
als je verliest dan moet je naar beneden gaan
van wat ik niet weet over mij.
Menselijk, te menselijk. Misschien heb ik een beetje gedronken.
Als ik woorden uitspuug, dan maak ik alles schoon.*
Ik heb spijt van de zonde van elke ademhaling,
maar zolang ik ademhaal kan ik zeggen dat ik nog leef.
Ik zoek voor mijn toekomst in iemands ogen, één of een honderdduizend maar er is daar niemand.
Dat je tanden breekt om zich stoer te voelen, dat je brood steelt om zich slim te voelen.
Wat voor geluid maakt het
deze ziel,
dat dronken lacht,
wanneer ik zeg: 'je doet het niet voor mij.''
Menselijk, te menselijk. Misschien heb ik een beetje gedronken.
Als ik woorden uitspuug, dan maak ik alles schoon.*
Ik heb spijt van de zonde van elke ademhaling,
maar zolang ik ademhaal kan ik zeggen dat ik nog leef.
Ik zoek voor mijn toekomst in iemands ogen, één of een honderdduizend maar er is daar niemand.
Dat je tanden breekt om zich stoer te voelen, dat je brood steelt om zich slim te voelen.
Ik kijk niet naar de sterren,
ik kijk liever naar de straatverlichting.
Ik weet dat een dokter min of meer alles kan genezen,
maar hangend aan een dunne draad,
zijn deze sterren alles dat ik nog heb.
Menselijk, te menselijk. Misschien heb ik een beetje gedronken.
Als ik woorden uitspuug, dan maak ik alles schoon.*
Ik heb spijt van de zonde van elke ademhaling,
maar zolang ik ademhaal kan ik zeggen dat ik nog leef.
Moe van diegenen die hun gezicht veranderen zoals de wind.
Moe van degenen dat winnen, zonder enig talent.
Wie breekt je tanden om zich stoer te voelen?
Wie steelt je brood om zich slim te voelen?
Menselijk, te menselijk, misschien heb ik een beetje gedronken.
Wanneer ik woorden uitspuug, dan maak ik alles schoon.*
Wanneer ik woorden uitspuug, dan maak ik alles schoon.*
Wanneer ik woorden uitspuug, dan maak ik alles schoon.*