Ik grijp de dageraad
Alsof het een kind was
Een struik gevlochten rozen
Een wingerd van hoop.
Net als het lichaam van de stad
Die ’s morgens vroeg de dans dirigeert
Van hen die, uit wilskracht,
Nooit 't werk laten rusten.
Ik loop door de straat van deze maan
Die ik in mijn Taag in alle vroegte ontsteek.
Ik loop door Lissabon, naakt tij
Dat uitmondt in Rossio
Ik ben de man van de stad
Die ’s morgens vroeg ontwaakt en zingt,
En, uit liefde voor de vrijheid,
Met de stad zich opricht.
Ik loop over de weg betoverd door
de volle maan van Lissabon
Tot de maan in verrukking
Oprijst in het zeil van een boot.
Ik ben de meeuw die al ‘t slechte weer
op volle zee weerstaat.
Ik ben de man die de stroom
van het bezorgde volk vervoert.
En wanneer ik de dageraad grijp,
Pluk ik de morgen als een bloem
Vlak naast ontbladerd verdriet
Een madeliefje blauw van kleur
Het madeliefje van de vrijheid
Dat me liefheeft heeft als geen ander
Het madeliefje van deze stad,
Dat me liefheeft, dat me liefheeft.
In mijn handen heeft het ochtendgloren
Ook de bloem van april geopend,
De bloem zonder angst, gekruid
Met de geur van de zee,
Bloem van ‘t geliefde Lissabon
Dat ik zo liefheb, dat me zo liefheeft.