De rivieren bevroren, en de grond bevroor,
En ook de huizen koelden af.
In de stad is het warm en dampend,
In de stad is het warm en dampend,
Maar daarbuiten is het winter, winter, winter.
Ik word weggevoerd, ik word weggevoerd
Naar een klinkende besneeuwde verte
Door drie witte paarden, och, drie witte paarden -
December, Januari en Februari.
Ik word weggevoerd, ik word weggevoerd
Naar een klinkende besneeuwde verte
Door drie witte paarden, och, drie witte paarden -
December, Januari en Februari.
De winter bedekte met zijn omhelzingen van sneeuw,
En tot aan de lente sluimert alles hier,
Alleen de dennen in hun driehoekige kleden,
Alleen de dennen in hun driehoekige kleden
Lopen mij allen tegemoet, tegemoet, tegemoet.
Ik word weggevoerd, ik word weggevoerd
Naar een klinkende besneeuwde verte
Door drie witte paarden, och, drie witte paarden -
December, Januari en Februari.
Ik word weggevoerd, ik word weggevoerd
Naar een klinkende besneeuwde verte
Door drie witte paarden, och, drie witte paarden -
December, Januari en Februari.
De rivieren openden zich en de aarde ontdooide,
Maar ik vrees de vrieskou niet,
Het was me in de stad te droevig,
Het was me in de stad te droevig,
Maar daarbuiten was het prettig, prettig, prettig.
Ik word weggevoerd, ik word weggevoerd
Naar een klinkende besneeuwde verte
Door drie witte paarden, och, drie witte paarden -
December, Januari en Februari.
Ik word weggevoerd, ik word weggevoerd
Naar een klinkende besneeuwde verte
Door drie witte paarden, och, drie witte paarden -
December, Januari en Februari.