Sommigen zeiden dat hij een bandiet was
Die het land doorkruiste
Met een bende ongeschoolde schurken
En een paar oude vissers
Niemand wist precies waar hij vandaan kwam
Of wat hij nou precies gedaan had
Maar men zei dat het wel iets verkeerds moest zijn
Dat hem steeds op de vlucht joeg
Sommigen vonden hem een dichter
Dat hij op een heuvel ging staan
En dat zijn stem een kwade menigte kon kalmeren
En de golven tot rust kon brengen
Dat hij sprak in vele parabelen
Die weinigen konden vatten
Maar het volk zat urenlang
Gewoon om naar deze man te luisteren
Sommigen zeiden dat hij een tovenaar was
Een mysterieuze man
Hij kon op het water lopen
Hij kon een blinde ziende maken
Dat hij wijn op bruiloften kon oproepen
En dat hij trucjes uithaalde met vissen en brood
Dat hij het over wedergeboorte had
En dat hij mensen uit de dood opwekte
Sommigen zeiden dat hij politicus was
Die het over vrijheid had
Hij werd door de massa gevolgd
Op de oevers van Galilea
Hij sprak zich uit tegen corruptie
En hij boog voor geen enkele verordening
En men vreesde zijn sterkte en kracht
En daarom nagelden zij hem aan een kruis
Sommigen zeiden dat hij Gods Zoon was
Een man boven alle mensen verheven
Dat hij kwam als dienaar
Om ons van zonde te verlossen
En ik geloof dat Hij dat was
Omdat ik dat geloof
En ik denk dat wij gereed moet zijn
Omdat het tijd is dat wij gaan