Er staat een huis in New Orleans
Genaamd De Rijzende Zon / Welnu,
het is de ondergang geweest van menige arme jongen
En, bij God, ik weet dat ik er een van ben
Mijn moeder was een kleermaakster
Zij naaide mijn nieuwe spijkerbroeken
Mijn vader was een dobbelaar
Daar in New Orleans
Nu, het enige wat een dobbelaar nodig heeft
Is een valies en een hutkoffer
En de enige keer dat hij voldaan is
Is wanneer hij pimpelt
O moeder vertel je kinderen
Om te laten wat ik heb gedaan
Je leven door te brengen in zonde en ellende
In het Huis van de Rijzende Zon
Wel, ik sta met een voet op het perron
En met het andere op de trein
Ik keer terug naar New Orleans
Om de keten-met-bal te dragen
Er staat een huis in New Orleans
Genaamd De Rijzende Zon / Welnu,
het is de ondergang geweest van menige arme jongen
En, bij God, ik weet dat ik er een van ben