Ik ben nu nog maar zoals een man,
gehavende ruïne, waar er eens leven was.
Een heiden wier lippen,
op een plek, op een tijd,
in de jouwe kon verdwijnen,
en weer verlossing krijgen.
De windpomp draait,
maar er is niks,
slechts stof in de kranen.
Ik heb je liefde nodig om mijn dorst te lessen,
want hier zijn slechts tranen.
Ref.:
Ik ben dorstig,
ik raak verloren in de straten waar ik leef.
Ik ben dorstig,
ik wil dronken worden van jou wijn.
Maar hier waar ik woon,
is er alleen zoutwater en woestijn,
alleen zoutwater en woestijn.
Ik ben nu nog maar zoals een man,
een verlaten huis, waar er eens levne was.
Muren gevuld met samenzijn,
op een plek, op een tijd.
Jij was mijn oase in de woestijn.
De windpomp draait, ik sukkel om te slapen.
Ik heb jouw boezem nodig om mijn hoofd te rusten,
hier zijn alleen klippen en sand.
Ref.:
Ik ben dorstig,
ik raak verloren in de straten waar ik leef.
Ik ben dorstig,
ik wil dronken worden van jou wijn.
Maar hier waar ik woon,
is er alleen zoutwater en woestijn,
alleen zoutwater en woestijn.