Haar silhouet tegen het schitterende licht,
Fonkelende stralen omspelen haar gezicht,
Zij wendt zich zelfbewust naar mij om,
Haar blik treft de mijne, en zwijgend glimlacht ze.
Haar gouden haar licht op, en het valt
op haar naakte schouders, wanneer zij zich keert.
Nee, een schoner beeld, (zo schiet 't dan door mij heen),
Heb ik nog nooit gezien, zolang het mij heugt.
Zij buigt en legt 't hoofd te ruste op de arm
Ik vermoed haar tederheid, soepel en warm.
Linten en armbanden heeft zij afgelegd
Zacht ruist heur haar wanneer zij zich beweegt.
En weer bespeur ik de geur van haar huid
En in mijn aderen klopt het bloed wild en duidelijk.
Zij komt op mij af en vlijt zich zwijgend aan m'n borst
Ik was nooit zo gelukkig, zolang 't mij heugt.
Heur haar heeft zij weer samengebonden
en de heupen met een zijden doek bedekt.
Wanneer zij naar mij kijkt tekent zij
met haar vingers onzichtbare letters op haar huid.
En zij weet al lang dat ik die weet te ontcijferen
En vol trots onthult zij mij een geheim
En van nu af aan deel ik het zwijgend met haar
Nooit ben ik rijker geweest, zolang 't mij heugt.