Voor jou, komt er geen lente,
Voor jou, vloeit de Don[1] niet,
En zal geen meisjeshart overvloed worden,
Met gevoelens voor jou.
Voor jou, is er geen tuin met bloemen,
In de vallei groeien bloemen,
En daar zingt een nachtegaal,
Maar die zingt - niet voor jou.
En ook zijn er stromen,
Waar diamanten zijn,
Daar is een meisje met zwarte wenkbrauwen,
Zij is niet voor jou,
Voor jou, is er geen pasen,
Waar om de tafel familie zit,
Met een glas wijn,
Dat is niet voor jou
Maar voor jou, is een stuk lood,
Een wit wordend lichaam,
Waar tranen over vloeien,
Zo'n leven, broeder, is voor jou.