Koekoek (koekoek)
Koekoek (koekoek)
Koekoek (koekoek)
Koekoek (koekoek)
Tien zilveren lepels achtervolgen me
Één leven met een droom die zich telkens herhaalt
Ik ontsnap als ik m'n best ervoor doe,
Totdat de koning van de jungle me uitdaagt
O, god (o, god)
Mij is verteld (mij is verteld)
Dat ik de bekende weg moet nemen (onbekende weg)
Er zit een vork in de weg
Ik doe wat mij opgedragen wordt
En ik weet niet, weet niet, weet niet, niet, niet
Wie ik wil zijn
Koekoek (koekoek)
Koekoek (koekoek)
Koekoek (koekoek, koekoek)
Jij zegt J-A tegen alles
Denk je dat je dan altijd zult winnen?
Denk je dat je goed genoeg bent
Om van anderen te houden, en andersom?
O, god (o, god)
Nu zie ik pas (nu zie ik pas)
Dat het bestek me blijft achtervolgen (onbekende weg)
Er zit een vork in de weg
Ik doe wat mij opgedragen wordt
En ik weet niet, weet niet, weet niet, niet, niet
Wie ik wil zijn
Zij zijn de lepels, metaalgemeen
Wij schraapten je dromen binnen
Om de bloedkoude messen uit te slaan
En je de bekende weg af te doen gaan
[gefluit]
(onbekende weg)
Er zit een vork in de weg (weg)
Ik doe wat mij opgedragen wordt
En ik weet niet, weet niet, weet niet, niet, niet
Wie ik wil zijn
Koekoek