Ik ben van de fado!
Dat weet ik gewoon.
Ik leef een gezongen gedicht,
Van een fado zelf bedacht.
Pratend kan ik me niet geven,
Maar laat ik mijn ziel zingen,
Vol aandacht zijn ze voor me.
Ween, ween,
Dichters van mijn land
Loten van dezelfde stam,
Van het leven dat ons vereent.
En als jullie niet aan mijn zijde stonden,
Zou er geen fado zijn,
Noch fadistas zoals ik!
Deze stem, zo smartelijk,
Is aan jullie allen te wijten,
dichters van mijn leven.
Wat een dwaasheid!, hoor ik zeggen,
Maar wat een weldaad deze verdwazing,
Te zingen en te lijden.
Ween, ween,
Dichters van mijn land
Loten van dezelfde stam,
Van het leven dat ons vereent.
En als jullie niet aan mijn zijde stonden,
Zou er geen fado zijn,
Noch fadistas zoals ik!
En als jullie niet aan mijn zijde stonden,
Zou er geen fado zijn,
Noch fadistas zoals ik!