In het voorjaar, wanneer de bloemen bloeien,
Is het tijd voor mij om te gaan reizen.
Het donshaar op de kin, nog zo jong,
De eerste liefde nauwelijks ervaren,
Veel roem en eer voor het vaderland,
Dus ook voor de dood ben ik niet bang.
De plicht roept: ''Vooruit, ten strijde!'',
Opdat het een man van mij maakt.
Nu trek ik door een vreemd land,
Terwijl ik mijn eigen land nauwelijks ken.
Het thuisland brokkelt beetje bij beetje af,
De broeders kwamen niet terug.
Het gedonder van kanonnen en de vuurgloed
Zullen mijn meest dierbaren zijn.
De vlag wappert trots in de wind.
Het hart klopt snel voor de vurige strijd.
Lief vaderland, moge je vrede hebben!
Iedereen sterft alleen.
Ik ben klein,
Mijn hart is puur,
Niemand kan daarin wonen,
Alleen de dood.
(2x)
De oorlogstaal, het is niet ver meer,
Mijn god, wederom, de tijd is gekomen!
Mijn moeders tranen spijten me,
De waffenrock * is mijn pronkstuk.
We stormen naar voren, de harten branden,
We doden datgene dat we niet kennen.
Zorgeloos hebben we de dood uitgelachen.
Wat heeft de wereld van mij gemaakt!
Uit de loopgraven klinkt dof gekreun,
Wee diegene die geen vrienden heeft!
De laarzen zijn hard, de wangen zijn bleek,
De wonden zijn rood, de blik zit vol met haat.
En op de met bloed doordrenkte aarde
Wordt zijn betovering door twijfel verbroken.
Aan het einde is mijn beloning dat,
Mijn kop voor jouw troon rolt.
Lief vaderland, moge je vrede hebben!
Iedereen sterft alleen.
Ik ben klein,
Mijn hart is puur, niemand kan daarin wonen,
Alleen de dood.
(2x)
* Militaire uitrusting. Na 1945 in onbruik geraakt. https://en.wikipedia.org/wiki/Waffenrock