Elke ochtend
Kocht hij zijn chocoladebroodje
Het bakkersmeisje lachte hem toe
Hij bekeek haar niet
En toch was ze mooi
De klanten zagen alleen maar haar
Je kan zeggen dat ze echt
Net zo knapperig was
Als haar croissants
En ze mijmerde melancholiek
’s Avonds in haar winkeltje
Over de afstandelijke jongeman
Hij was gewoon bijziend, dat was alles
Maar dat wist ze niet
Hij leefde in een wazige wereld
Waar de wolken laag hingen
Hij zag niet dat zij mooi was
Wist niet dat zij degene was
Die het lot op de tast
Naar hem toe stuurde
Om hem gelukkig te maken
En het meisje dat niet dom was
Kocht een bril
Voor de uitverkorene van haar hart
In de warme geur van ronde koeken
En van stokbrood en van gebakjes
In de feestende bakkerswinkel
Trouwden ze op een avond
Helemaal in het wit, wat was ze mooi
De klanten zagen alleen maar haar
En uit hun huwelijk werden
Een heel stel kleine peuters geboren
Bijziend als papa
Ze dartelden tussen de zoete broodjes
En vulden hun zakken
Met chocoladebroodjes
En toch was ze mooi
De klanten zagen alleen maar haar
En zo zie je maar
Het leven is echt mooi
Er is zo weinig nodig
Slechts een gewone bril
Om het tussen twee mensen te laten klikken
En ze gelukkig te laten zijn