Ze zeggen dat ik iets van een fee heb, ze zeggen dat ik niet echt ben
Ik ben een rare nieuwkomer, een nieuwe inwoner, dat zeggen ze.
Ze zeggen dat ik een kabouter ben, van vlees noch bloed ben.
Ik heb een paar heksentrucjes en ben ziend als een tovenaar, zo zeggen ze.
En hoewel ik in mirakels geloof,
Toveren kan ik niet.
Wanneer ik pijn heb, wanneer messen mijn hart opensplijten
beef ik net zoals elke mens, sterfelijk.
Als dit eindigt, als de liefde vannacht ophoudt
dan zal ook ik breken, zoals elke mens, sterfelijk, sterfelijk.
Ze zeggen dat de problemen van de wereld helemaal niet op me wegen
Ze praten erover met brandende ogen, de verborgen waarheid rondom mij
Ze zien mijn tranen wel, maar ze komen mij niet knuffelen
En aan een kind is het gemakkelijk om te zeggen dat ze moeten oppassen voor vreemden.
En hoewel ik in mirakels geloof,
Toveren kan ik niet
Wanneer ik pijn heb, wanneer messen mijn hart opensplijten
beef ik net zoals elke mens, sterfelijk.
Als dit eindigt, als de liefde vannacht ophoudt
dan zal ook ik breken, zoals elke mens, sterfelijk, sterfelijk.
Ik ben gewond, en wanneer je me zo vasthoudt, wordt het enkel erger.
Ik zou van jou zijn, maar net nu wil je weg en sluit de deur.
Wanneer ik pijn heb, wanneer messen mijn hart opensplijten
beef ik net zoals elke mens, sterfelijk.
Als dit eindigt, als de liefde vannacht ophoudt
dan zal ook ik breken, zoals elke mens, sterfelijk, sterfelijk.