Al die mensen die om me heen lopen
in de stad
Die mensen die rennen en niet in de pas lopen.
Waar gaan ze heen?
Is het de wind die hen vooruitduwt?
Naar onzichtbare dromen
Wat zien ze op het einde van de weg?
Wanneer de storm gaat liggen
antwoord mij, ik wacht op jou, ik wacht op jou, ik wacht op jou.
Als die mensen die elkaar omhelzen,
elkaar in hun hart opnemen,
die niet weten hoe het is om het koud te hebben,
die niet weten hoe het is om bang te zijn
Is het de wereld die hen op de begane grond houdt,
of de hemel die te zwaar weegt
Ze lopen het gevaar tegemoet
Wat weten zij van de liefde?
Honderd keer zonder jou,
zoek ik mijn weg
Zonder geloof noch wet,
alleen met mijn twijfels,
wacht ik op jou.
Honderd keer zonder jou,
zoek ik mijn weg,
Zonder geloof noch wet,
mijn hart rouwend.
Zonder geloof noch wet,
heb ik mijn richting verloren.
Ik wacht op jou, ik wacht op jou, ik wacht op jou