Ik die voor niemand ooit zijn hoed
Had afgenomen
Ga nu kruipen en opzitten
Als ze me belt (1)
Ik was een gemene hond en nu doet ze me
Uit haar handje eten
Ik had wolventanden, ik heb ze gewisseld
Voor melktandjes
Ik heb me heel klein gemaakt tegenover een pop
Die de ogen sluit als men haar plat legt
Ik heb me heel klein gemaakt tegenover een pop
Die mama zegt als men haar aanraakt
Ik was een taaie, ze heeft me bewerkt
De slimme vogel
En ik viel heel mals (2) en gebraden
Tegen haar mond
Die, als ze glimlacht, als ze zingt
Melktandjes heeft
Als ze razend is, als ze gemeen is
Wolvetanden
Ik hem me heel klein gemaakt ...
Ik voeg me naar haar wet, ik houd me heel koest
Onder haar heerschappij
Hoewel ze buiten alle proporties jaloers is
En zelfs erger
Een mooie bloem (3) mooier dan zij
Die voor me verscheen
Een mooie bloem, die een dag bezweek
Aan (stok)slagen met een parasolletje
Ik hem me heel klein gemaakt ...
Alle slaapwandelaars, alle waarzeggers zeiden me
Zonder kwaadwilligheid
Dat ik in haar gekruiste armen mijn laatste
Marteling zou ondergaan
Het had slechter gekund, het had beter gekund
Maar alles beschouwende
(Wat maakt het uit) of men zich hier ophangt of elders ophangt
Als men zich toch moet ophangen
Ik heb me heel klein gemaakt tegenover een pop
Die de ogen sluit als men haar plat legt
Ik heb me heel klein gemaakt tegenover een pop
Die mama zegt als men haar aanraakt