Op 't midden van ons levenspad gekomen,
Kwam ik bij zinnen in een donker woud,
Want ik had niet de rechte weg genomen.
Rondom mij dicht en doornig kreupelhout;
Ik kan niet zeggen hoe het mij bezwaarde,
Nu de herinnering mij weer benauwt:
Een bitterheid die de doodsnood evenaarde.
Maar om het andere, het goede dat
Ik ondervond, zeg ik wat ik ontwaarde.
Ik weet niet hoe ik dit gebied betrad;
De slaap had mij alle besef ontnomen,
Toen ik de ware weg verlaten had.