Diep in het woud, op een verborgen plek,
in een wereld hier ver vandaan,
werd, voordat de avond viel,
een kindje geboren en grootgebracht.
De moeder heeft z'n gezichtje nooit gezien...
Oude geesten van het woud
maakten hem tot koning der elven en bomen
Hij was het enige menselijke wezen
dat in harmonie leefde,
in volmaakte harmonie.
De bossen behoedden hem, lenigden zijn noden
Fruit door vogels, honing door bijen.
Hij vond beschutting onder de bomen
en groeide op in hun gemeenschap.
Zij werden zijn verwanten.
Duizend seizoenen
gingen aan hem voorbij
en hebben hem zovele keren vaarwel gezegd.
En toen de geesten hem bij naam riepen
om voor altijd deel uit te maken, voor altijd te blijven,
Toen werd hij een woudgeest.