Zou ik jou willen verlaten
dan zou het niet in de zomer zijn
Als ik jou 's zomer zie dan zou ik nooit gaan
Jouw haar doorstreept met zonlicht
Jouw lippen vlammend rood
jouw gelaat met een glans
dat goud doet verbleken
Maar zou ik jou ooit willen verlaten
dat zou het niet in de herfst kunnen zijn
Ik weet niet hoe ik ooit in de herfst zou vertrekken
Ik heb jou zien sprankelen
wanneer de herfst vinnig toeslaat
Ik ken jou in de herfst
en ik moet daar bij zijn.
En zou ik jou kunnen verlaten
wanneer jij vrolijk door de sneeuw dartelt?
Of wanneer je op een winterse avond
de gloed van het vuur opvangt?
Zou ik jou willen verlaten
hoe zou het dan in de lente kunnen zijn?
Daar ik weet dat ik in de lente door jou betoverd wordt?
O nee, niet in de lente,
noch des zomers, 's winters of in de herfst
Neen, ik zou jou nooit kunnen verlaten.