De schuldige begrafenisondernemer zucht.
De eenzame orgeldraaier huilt.
De zilveren saxofoons zeggen dat ik je moet afwijzen.
De gebarsten klokken en de versleten hoorns
blazen met verachting in mijn gezicht.
Maar zo is het niet.
Ik ben niet geboren om je te verliezen.
Ik wil je.
Ik wil je zo graag.
Liefje, ik wil je.
De dronken politicus springt rond
op de straat waar moeders wenen.
En de redders, die vast liggen te slapen,
wachten op jou.
En ik wacht op hen om mij te beletten
om verder te drinken uit mijn gebroken kop
En om mij te vragen
om de poort voor jou open te maken.
Ik wil je.
Ik wil je zo graag.
Liefje, ik wil je.
Al mijn (voor)vaders zijn nu weg.
Zij hebben de ware liefde niet gekend.
Maar al hun dochters hebben kritiek op mij,
omdat ik er niet over nadenk.
Wel, ik ga terug naar de Queen of Spades
en praat met mijn kamermeisje.
Ze weet dat ik niet bang ben
om naar haar te kijken.
Zij is goed voor mij
en er is niets wat ze niet ziet.
Ze weet waar ik graag wil zijn,
maar het maakt niet uit.
Ik wil je.
Ik wil je zo graag.
Liefje, ik wil je.
Je dansend kind met zijn Chinese pak,
sprak me aan en ik pakte zijn fluit.
Nee, ik deed niet erg aardig tegen hem, toch?
Maar ik deed het, omdat hij loog.
Omdat hij je voor de gek hield
en omdat de tijd hem gunstig gezind was.
En omdat ik…
Ik wil je.
Ik wil je zo graag.
Liefje, ik wil je.