op een donkere weg in de woestijn, wind in mijn haar
de warme reuk van colitas, opstijgend in de lucht
In de verte zag ik een knipperend licht
Met een zwaar hoofd en een omfloerste blik
Moest ik overnachten
Daar was zij, in de deuropening,
Ik hoorde de klok van de missie
En ik dacht bij mezelf
"Kan de hemel zijn, maar ook hel"
Zij stak een kaars aan, en liet me zien
Er klonken stemmen in de gang,
ik dacht dat ze zeiden:
"Welkom in hotel Californië
Een hele mooie plaats
Een heel mooi gezicht
Er is veel plek in hotel Californië
Dat kan je vinden, elke tijd van het jaar"
Haar geest is verwrongen door Tiffany (juwelier), ze heeft een Mercedes
Ze heeft een hoop mooie jongens, die ze vrienden noemt
Zie ze dansen in de , zoet zomerzweet,
Sommige dansen om zich te herinneren, sommigen om te vergeten.
Dus ik belde de Kapitien,
"Breng me wat wijn", zei hij,
"We hebben sinds 1969 niet meer zo'n goesting hier gehad"
En nog hoor ik die stemmen, van verweg
Ze maken je wakker in het midden van de nacht.
Je kan ze horen zeggen ....
"Welkom in hotel Californië
Een hele mooie plaats
Een heel mooi gezicht
In hotel Californië gaan ze helemaal los
Zo'n leuke verrassing, zorg dat je een alibi hebt"
Spiegels aan het plafond,
Roze champagne met ijs
En ze zei
"Wij zijn allen gevangenen hier, door onze eigen schuld"
"Wij zitten allen in een gevangenis van onze eigen makelij"
En in de kamers van de meester,
verzamelen zij zich for het feest,
Ze steken het met hun stalen messen
maar het beest kunnen ze niet doden.
Het laatste wat ik me herinner
Ik rende naar de deur
Ik moest de weg terugvinden
naar waar ik eerst was
"Rustig maar", zei de nachtklerk
"Wij zijn op ontvangsten ingesteld
Je kan je altijd uitschrijven
maar je kan nooit meer weg"