Dochter van me, lieverd, ach, ach (1)
Werp je niet in de zee
Want de zee is stormachtig
Wie weet waar ze je heen brengt
Laat ze me meenemen, laat ze me meevoeren, ach, ach
Naar zeven vadems (2) diep
Laat de zwarte vis me doorslikken
Om me van de liefde te verlossen
Dochter van me, lieverd, ach, ach
Ga niet wassen
Bij de bron met koud water
Waar de ridder
Zijn paard te drinken geeft
Wie weet waar hij je heen brengt
Laat hij me meenemen, laat hij me meevoeren, ach, ach
tot ergens tussen de bloeiende rozemarijn
Want mijn huis is klein
De zon dringt er nooit naar binnen
Tussen die koude muren, moeder,
Ben ik mijn kleur kwijtgeraakt
Als ze me meeneemt, is dat omdat ik het wil, ach, ach
In de zee zal ik blijven
Van mijn lichaam maak ik een boot
Met mijn schort als zeil zal de boot varen
Van mijn armen maak ik roeiriemen
Want in het zwarte is er licht