Hij kon het afstemmen, afstemmen
Maar dat deed hij niet
Een slechte tijd, niks kon hem redden
Alleen in een gang, wachtend, buitengesloten
Hij moest hier weg, gerend voor honderden mijlen
Hij was helemaal naar de oceaan gerend, nam een sigaret in een boom
De wind kwam op en dat liet hem knielen
Een golf sloeg neer, als een vuist op een kaak
Het gaf hem vleugels 'hé, kijk mij nu eens'
Armen wijd en de zee als zijn ondergrond
Oh, macht, oh
Hij…vliegt
Heel…
Hoog…wijd, oh
Hij zweefde terug naar beneden, want hij wilde delen
Zijn sleutel voor de sloten, aan de ketenen die hij overal zag
Maar eerst werd hij uitgekleed, wn toen werd hij gestoken
Door gezichtsloze mannen, oftewel, hufters
Hij houdt nog steeds stand
En hij geeft nog steeds zijn liefde, hij geeft het gewoon weg
De liefde die hij ontvangt, is de liefde die is gered
En soms wordt er waargenomen, een vreemde vlek aan de hemel
Een menselijk wezen, die het was gegeven om te vliegen
Hoog…vliegen
Oh, oh
Hoog…vliegen
Oh, oh
Hij…vliegt
Oh, oh