Ik voel hoe mijn hart verkilt
Als een aanhoudende winterse kou
Ik en mijn zoon zijn uiteengerukt
Hij was pas zes winters oud
Mijn eerstgeborene was hij
En de laatste van mijn geslacht
De laatste die mijn naam moest dragen
De Dood lachte hem toe met diens dodelijke grijns
En er is niemand die ik het kan verwijten
Het noodlot der Nornen wacht ons allen
Er is geen manier om te ontkomen
Aan de dag om Oden's roep te beantwoorden
Of om door de poort van Hel te gaan
Ik draag hem naar mijn schip
Het lijkt wel of hij slaapt
Maar de donkerblauwe kleur van zijn lippen
Volstaat om mij te doen wenen
Niemand zou z'n kind moeten begraven
Toch is mij dit toebedeeld
De bittere tranen die ik pleng stromen ongeremd
Het is een zware last om te dragen
Zijn lichaam voelt zo licht in mijn armen
Zijn huid is zo wit als sneeuw
Maar toch wordt mijn hart zwaar belast
Naarmate mijn droefenis blijft toenemen
Alvader!
Welk lot is mij toebedeeld?
Waarom moet ik lijden?
Waarom moet ik deze pijn ondergaan?
Alvader!
Het leven heeft diens betekenis voor mij verloren
Ik denk dat ik krankzinnig word.
Ik leg hem op een brandstapel
Een begrafenis een koning waardig
En terwijl ik mij naast hem uitstrek
Hoor ik de spinnende Nornen zingen
Het noodlot der Nornen wacht ons allen
Er is geen manier om te ontkomen
Aan de dag om Oden's roep te beantwoorden
Of om door de poort van Hel te gaan
Het noodlot der Nornen wacht ons allen
Ik weet dat dit waar is
Het is tijd om Odens roep te beantwoorden
Mijn zoon, zijn roep geldt mij en jou.