's Avonds ben je weer
daar waar de hele wereld bijelkaar komt.
Iemand die jij niet kent zit naast je
En je rookt en drinkt en praat met haar
En omdat je 't bij iedere moet proberen
Denk je dat jij het juist aanpakt.
Toen je vroeg of zij met jou wil meegaan
En zij niet ja zegt maar slecht stilletjes ja-knikt
Nu ligt ze bij je, jij bekijkt haar
En terwijl jij naar onvolkomenheden zoekt
Denk je dat ze 't met iedereen doet
En dat hindert jou al na deze nacht.
Maar voordat ze gaat, praat je dusdanig
alsof het je om 't even is of je elkaar weerziet
Ook zij verbergt wat zij van jou denkt (?)
Schrijft alleen iets op en loopt de deur uit.
Nog diezelfde avond sta je
Halfdronken toch voor haar huis
Zij opent, noodt jou binnen
En bijna ben je teleurgesteld - zij is alleen
Je uit een groet, let op haar gezicht,
Maar wat zij denkt zie je weer niet.
En je neemt je voor nooit meer naar haar toe te gaan
Omdat je bang bent dan door 't lint te gaan.
Je houdt het twee, drie dagen vol,
Dan lig je opnieuw naast haar,
Zo ga je verder, wekenlang,
Verraad je niet, en je voelt je ziek,
En je bedoelt* wanneer je zegt: "Jij ziet bleek, m'n kind!"
De nachten wanneer anderen bij haar zijn
En weer onderzoek je haar gezicht -
Misschien huilt zij 's nachts, zij zegt 't niet.
En dan, je hebt het al lang geweten,
Tref je de ander bij haar aan
Nu merk je tussen verdriet en woede
dat je gelijk hebt - en hoe zeer dat doet
Je beheerst je, glimlacht zelfs
Je praat, maar je denkt niet helder -
En je vertrekt wanneer je denkt te moeten schreeuwen -
Misschien had ze gewild dat jij 't doet.
Nu ben je 's avond opnieuw
Daar waar de wereld samenkomt.
Voor jou de plek waarin jij past
Sedert jij je weer gevangen hebt (?)
En het zal jou lukken nooit meer zwak te zijn,
Steeds op je hoede en hard als steen
En naast je zit opnieuw zo'n kind -
Zo een die jij nog kunt kapotmaken.