Toen ik nog een jongen was met wijdopen ogen
Dronk ik graag de regen om het zwerk te proeven
In bed probeerde ik de sterren te tellen
Om de gedachten aan monsters verre te houden.
En ik geloofde dat de sterren wensen waren
Ik geloofde dat de wereld goed was / Ik geloofde dat er zich dingen in het donker ophielden
En alles draaide er precies op uit
Zoals het zou moeten zijn
Ik geloofde al jouw verhalen
Ik geloofde dat jij nooit zou liegen
Als ik de bomen achter het huis
Kon beklimmen, dan geloofde ik
Dat ik de hemel kon aanraken / Ik geloofde dat de hemelen de doorgang naar huis waren