En waar leidde, zeide zij
Een schoon dochterje van mij?
En waar leidde, zeide zij
Een schoon dochterje van mij?
En waar zal jij zu haastiglijk henen?
Waar ik er ja zo haastiglijk henen, henen zal?
Waar ik er ja zo haastiglijk henen, henen zal?
En dat zal ik mijn moeder wel gaan zeggen
Ik draag er van de ruiter een klein kindje zwaar
Ik draag er van de ruiter een klein kindje zwaar
Nu hebben zij gezeid, dat ik moet sterven
Nu hebben zij gezeid, dat ik moet sterven
Een klein kindje dragen, dat doen der ja wel meer
Een klein kindje dragen, dat doen der ja wel meer
En dar hoet jij niet langer om de zuchten
En dar hoet jij niet langer om de zuchten
Ik wachte ja niet lang meer, of ik schreef er hem oen brief
Ik wachte ja niet lang meer, of ik schreef er hem oen brief
Dat de ruiter moest overkomen
Dat de ruiter moest overkomen
Toen de ruiter al over de gevallen brugge ging
Toen de ruiter al over de gevallen brugge ging
En dat maantje scheen er zo helden