We stierven allemaal moeizaam
terwijl we onze laatste stem inslikten
terwijl we in de wind schopten
zagen we het licht vervagen.
De schreeuw overweldigde de zon,
de lucht verstrakte
kristallen van woorden waren
de laatste gezegde godslastering.
Voordat het voorbij was,
herinnerden we degenen die nog leven
dat de prijs het leven was
voor het verkeerde gedaan in een uur.
Daarna gleden we in de vorst
van een dood zonder verlating
terwijl we de oude geloofsbelijdenis voordroegen
van degenen die zonder vergeving sterven.
Laat wie onze nederlaag bespotte
en de extreme schaamte en manier,
verstikt door een identieke greep,
de knoop leren kennen.
Laat wie de aarde over de boten verspreid
en rustig verder ging,
even verwoest naar het graf komen
met de vroege ochtendmist.
Laat de vrouw die zich in een glimlach verstopte
het ongemak om ons geheugen te geven
elke avond op je gezicht
een belediging van tijd en een slak terugvinden.
We koesteren voor allen een wrok
die naar gedroogd bloed ruikt
wat we toen pijn noemden
is slechts een onderbroken toespraak.