Ik hoorde het gebeier van kerkklokken
Ik hoorde koorgezang
Ik zag mijn liefde het middenpad aflopen
Hij deed haar een ring aan de vinger
O ik zag hen, zijn hand in de hare
Daar stond zij met mijn man
Ik hoorde ze de belofte uitspreken "Tot de dood ons scheidt"
en ieder woord deed m'n hart zeer
Ik kon alleen nog maar janken
Ik kon alleen nog maar janken
Ik stond op 't punt de man die ik liefhad kwijt te raken
En ik kon alleen nog maar janken
Jawel en nu de plechtigheid voorbij is
wordt er rijst, rijst over hun hoofden gegooid
Het leven is voor hen nog maar net begonnen
maar voor mij is het afgelopen
Ik kon alleen maar, ik kon alleen nog maar janken
Ik kon alleen nog maar janken
Ik stond op 't punt de man die ik liefhad kwijt te raken
En ik kon alleen nog maar janken