Alle hens aan dek, we drijven alleen maar
hoorde ik de kapitein schreeuwen
Doorzoek het schip, vervang de kok
Laat niemand levend vertrekken
Over de zeestraten, rond kaap Hoorn
Hoe ver kunnen zeelieden uitvliegen
Een gestoorde route, onze koers een kwelling
En niemand in leven gebleven
We voeren naar een voor de mens onbekend gebied
Waar schepen thuis komen om te sterven
Geen hoge top noch sterke vesting
was goed genoeg in de ogen van de kapitein
Op de zevende dag van zeeziek zijn
kwamen we in onze haven aan
Zand zo wit en een zee zo blauw
Helemaal geen plek om te sterven
We vuurden het kanon af en verbrandden de mast
En roeiden van het schip naar de kust
De kapitein schreeuwde, wij zeemannen huilden
Onze tranen waren tranen van vreugde
Nu zijn de maan en de maand juni
vele keren voorbijgekomen sinds we aan land kwamen
Een zeebonk, het logboek van een zeeman
Uw getuige is mijn eigen hand