Ooit was er eens, mijn lieveling
een mooie dame en vorstin
Een jonggehuwde blonde pracht
die dag en nacht op manlief wacht
Het weekend, beste, kwam eraan
ze vraagt beleefd aan zon en maan
Mijn zon, mijn maan, verlicht zijn geest
ga spreek met hem, genoeg geweest
Hij reilt en zeilt de zeeën af
hij maakt piraten klaar voor ‘t graf
Bij zon, bij maan en regenweer
en mij laat hij alleen, die heer
Op een galei, met noordenwind
zodat hij strijd en ruzie vindt
Temidden dat piratengild
tot ‘t moord- en brandgeroep verstilt