Vooraan bij het fonteintje
Daar staat een lindeboom;
Ik droomde in zijn schaduw
Zo menig zoete droom.
Ik kerfde in zijn lindebast
Al vele meisjesnamen;
Op liefdespad en lijdensweg
Bracht hij ons altijd samen.
Ook ditmaal moest ik komen
De nacht was koud en diep,
Toen heb ik nog in 't donker
Gedaan alsof ik sliep.
Ik hoorde zijn takken ruisen,
Als riepen zij bewust:
Kom maar bij mij, mijn jongen,
Hier vind je altijd rust.
De koude winden bliezen
Mij recht in het gezicht;
Ik ben mijn hoed verloren,
Toch ben ik niet gezwicht.
Nu ben ik vele uren
Voorbij die plek, die maar
Blijft ruisen in mijn oren:
Voor altijd rust was daar!