Op de dag dat de muur omviel
wierpen zij de sloten (?) op de grond
en met geheven glazen uitten wij een kreet, want de vrijheid had zich aangediend. Op de dag dat de muur omviel
was het Narrenschip eindelijk aan de grond gelopen.
Beloftes verlichtten de nacht als papieren duiven in vlucht.
Ik droomde dat jij van mijn zij was weggegaan.
Geen warmte, zelfs geen trots was er overgebleven
en hoewel jij mij nodig had was het duidelijk
dat ik niets voor jou kon doen.
Nu daalt het leven met de dag in waarde
doordat vrienden en buren zich afwenden / En er is een verandering die zelfs met spijt niet kan worden teniet gedaan.
Grenzen verschuiven thans als woestijnzand
terwijl naties hun bebloede handen
van trouw, van geschiedenis, reinigen in tinten grijs.
Ik ontwaakte door het geluid van trommels.
De muziek klonk, de ochtendzon scheen naar binnen.
Ik keerde me om en keek naar jou / en alles, uitgezonderd de bittere overblijfselen, glipte weg...glipte weg.